NL: verhoeden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verhoed
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verhoed jij verhoedt hij verhoedt wij verhoeden jullie verhoeden zij verhoeden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verhoed jij hebt verhoed hij heeft verhoed wij hebben verhoed jullie hebben verhoed zij hebben verhoed
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verhoedde jij verhoedde hij verhoedde wij verhoedden jullie verhoedden zij verhoedden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verhoed jij had verhoed hij had verhoed wij hadden verhoed jullie hadden verhoed zij hadden verhoed
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verhoeden jij zult verhoeden hij zal verhoeden wij zullen verhoeden jullie zullen verhoeden zij zullen verhoeden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verhoed hebben jij zult verhoed hebben hij zal verhoed hebben wij zullen verhoed hebben jullie zullen verhoed hebben zij zullen verhoed hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verhoeden jij zou verhoeden hij zou verhoeden wij zouden verhoeden jullie zouden verhoeden zij zouden verhoeden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verhoed hebben jij zou verhoed hebben hij zou verhoed hebben wij zouden verhoed hebben jullie zouden verhoed hebben zij zouden verhoed hebben
|
Gebiedende wijs |
verhoed
|
Aanvoegende wijs |
verhoede |