NL: verheimelijken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verheimelijkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verheimelijk jij verheimelijkt hij verheimelijkt wij verheimelijken jullie verheimelijken zij verheimelijken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verheimelijkt jij hebt verheimelijkt hij heeft verheimelijkt wij hebben verheimelijkt jullie hebben verheimelijkt zij hebben verheimelijkt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verheimelijkte jij verheimelijkte hij verheimelijkte wij verheimelijkten jullie verheimelijkten zij verheimelijkten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verheimelijkt jij had verheimelijkt hij had verheimelijkt wij hadden verheimelijkt jullie hadden verheimelijkt zij hadden verheimelijkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verheimelijken jij zult verheimelijken hij zal verheimelijken wij zullen verheimelijken jullie zullen verheimelijken zij zullen verheimelijken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verheimelijkt hebben jij zult verheimelijkt hebben hij zal verheimelijkt hebben wij zullen verheimelijkt hebben jullie zullen verheimelijkt hebben zij zullen verheimelijkt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verheimelijken jij zou verheimelijken hij zou verheimelijken wij zouden verheimelijken jullie zouden verheimelijken zij zouden verheimelijken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verheimelijkt hebben jij zou verheimelijkt hebben hij zou verheimelijkt hebben wij zouden verheimelijkt hebben jullie zouden verheimelijkt hebben zij zouden verheimelijkt hebben
|
| Gebiedende wijs |
verheimelijk
|
| Aanvoegende wijs |
| verheimelijke |