Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verhandelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verhandeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verhandel
jij verhandelt
hij verhandelt
wij verhandelen
jullie verhandelen
zij verhandelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verhandeld
jij hebt verhandeld
hij heeft verhandeld
wij hebben verhandeld
jullie hebben verhandeld
zij hebben verhandeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verhandelde
jij verhandelde
hij verhandelde
wij verhandelden
jullie verhandelden
zij verhandelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verhandeld
jij had verhandeld
hij had verhandeld
wij hadden verhandeld
jullie hadden verhandeld
zij hadden verhandeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verhandelen
jij zult verhandelen
hij zal verhandelen
wij zullen verhandelen
jullie zullen verhandelen
zij zullen verhandelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verhandeld hebben
jij zult verhandeld hebben
hij zal verhandeld hebben
wij zullen verhandeld hebben
jullie zullen verhandeld hebben
zij zullen verhandeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verhandelen
jij zou verhandelen
hij zou verhandelen
wij zouden verhandelen
jullie zouden verhandelen
zij zouden verhandelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verhandeld hebben
jij zou verhandeld hebben
hij zou verhandeld hebben
wij zouden verhandeld hebben
jullie zouden verhandeld hebben
zij zouden verhandeld hebben

Gebiedende wijs
verhandel

Aanvoegende wijs
verhandele

Voorbeelden

  1. Als ik je verhandel, verhandel ik je.
    If I trade you, I trade you.
  2. Ik slacht de mannen af en de vrouwen en kinderen verhandel ik.
    I slaughter the men and trade the women and children.
  3. En toch verhandel je een lid van mijn familie om haar lichaam dicht bij jou te hebben.
    And yet you 're leveraging a member of my family just to get her body closer to you.
  4. Bepaalde misdaadorganisaties verhandelen hen.
    Criminal organizations deal with the trade.
  5. Tony gaat' t verhandelen.
    Tony will sell it.
  6. Ze verhandelen is illegaal.
    Trafficking them is illegal.
  7. Ze voetballen, verhandelen drugs...
    Playing soccer, dealing stuff...
  8. Ons allemaal verhandelen, de hele wereld verhandelen, voor je waardeloos leven.
    Trade us all, trade all the world, for your worthless life!
  9. We moeten wat drugs verhandelen.
    We need to move some pot.
  10. Jij kan haar niet verhandelen.
    She 's not yours to barter with.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden