NL: vergrendelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vergrendeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vergrendel jij vergrendelt hij vergrendelt wij vergrendelen jullie vergrendelen zij vergrendelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vergrendeld jij hebt vergrendeld hij heeft vergrendeld wij hebben vergrendeld jullie hebben vergrendeld zij hebben vergrendeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vergrendelde jij vergrendelde hij vergrendelde wij vergrendelden jullie vergrendelden zij vergrendelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vergrendeld jij had vergrendeld hij had vergrendeld wij hadden vergrendeld jullie hadden vergrendeld zij hadden vergrendeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vergrendelen jij zult vergrendelen hij zal vergrendelen wij zullen vergrendelen jullie zullen vergrendelen zij zullen vergrendelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vergrendeld hebben jij zult vergrendeld hebben hij zal vergrendeld hebben wij zullen vergrendeld hebben jullie zullen vergrendeld hebben zij zullen vergrendeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vergrendelen jij zou vergrendelen hij zou vergrendelen wij zouden vergrendelen jullie zouden vergrendelen zij zouden vergrendelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vergrendeld hebben jij zou vergrendeld hebben hij zou vergrendeld hebben wij zouden vergrendeld hebben jullie zouden vergrendeld hebben zij zouden vergrendeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
vergrendel
|
| Aanvoegende wijs |
| vergrendele |