Voorbeelden

1. Vergreif dich nicht im Ton, Dave.
   Sla niet zo' n toon tegen me aan, Dave.
2. Und vergreif dich nicht an den Schnecken, du geiler Bock!
   En laat die slakjes met rust, smeerlap.
3. Die vergreifen sich an Lincoln!
   Ze rommelen met Lincoln.
4. Sich an Kleineren zu vergreifen!
   Kun je wel tegen een kleintje?
5. Sie vergreifen sich im Ton!
   Hoe durf je zo' n toon aan te slaan?
6. Er wollte sich an ihr vergreifen.
   Hij drong zich aan haar op.
7. Du wolltest dich an meiner Familie vergreifen.
   Jij ging achter mijn gezin aan.
8. An Männern Gottes darf sich niemand vergreifen.
   Een man gods is onaantastbaar.
9. Ach ja? Vergreifen Sie sich nicht im Ton.
   Pas op je toon tegenover vreemden.
10. Du dürftest dich nie wieder an unserem Sohn vergreifen.
    Je mag onze zoon nooit meer aanraken.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden