NL: vergooien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
vergooid
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vergooi jij vergooit hij vergooit wij vergooien jullie vergooien zij vergooien
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vergooid jij hebt vergooid hij heeft vergooid wij hebben vergooid jullie hebben vergooid zij hebben vergooid
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vergooide jij vergooide hij vergooide wij vergooiden jullie vergooiden zij vergooiden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vergooid jij had vergooid hij had vergooid wij hadden vergooid jullie hadden vergooid zij hadden vergooid
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vergooien jij zult vergooien hij zal vergooien wij zullen vergooien jullie zullen vergooien zij zullen vergooien
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vergooid hebben jij zult vergooid hebben hij zal vergooid hebben wij zullen vergooid hebben jullie zullen vergooid hebben zij zullen vergooid hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vergooien jij zou vergooien hij zou vergooien wij zouden vergooien jullie zouden vergooien zij zouden vergooien
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vergooid hebben jij zou vergooid hebben hij zou vergooid hebben wij zouden vergooid hebben jullie zouden vergooid hebben zij zouden vergooid hebben
|
Gebiedende wijs |
vergooi
|
Aanvoegende wijs |
vergooie |