1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. vergiftigen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vergiftigen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vergiftigd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vergiftig
jij vergiftigt
hij vergiftigt
wij vergiftigen
jullie vergiftigen
zij vergiftigen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vergiftigd
jij hebt vergiftigd
hij heeft vergiftigd
wij hebben vergiftigd
jullie hebben vergiftigd
zij hebben vergiftigd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vergiftigde
jij vergiftigde
hij vergiftigde
wij vergiftigden
jullie vergiftigden
zij vergiftigden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vergiftigd
jij had vergiftigd
hij had vergiftigd
wij hadden vergiftigd
jullie hadden vergiftigd
zij hadden vergiftigd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vergiftigen
jij zult vergiftigen
hij zal vergiftigen
wij zullen vergiftigen
jullie zullen vergiftigen
zij zullen vergiftigen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vergiftigd hebben
jij zult vergiftigd hebben
hij zal vergiftigd hebben
wij zullen vergiftigd hebben
jullie zullen vergiftigd hebben
zij zullen vergiftigd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vergiftigen
jij zou vergiftigen
hij zou vergiftigen
wij zouden vergiftigen
jullie zouden vergiftigen
zij zouden vergiftigen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vergiftigd hebben
jij zou vergiftigd hebben
hij zou vergiftigd hebben
wij zouden vergiftigd hebben
jullie zouden vergiftigd hebben
zij zouden vergiftigd hebben

Gebiedende wijs
vergiftig

Aanvoegende wijs
vergiftige

Voorbeelden

  1. Ik vergiftig hem.
    I 'm gonna poison him.
  2. Vergiftig je hun voedsel?
    You 'd poison their food?
  3. Zoals je zus zegt, Ik ben vergiftig.
    Like your sister says, I 'm toxic.
  4. Waarom vergiftig je Lashala' s hart dan?
    Then why do you poison Lashala 's heart?
  5. Ik vergiftig systematisch het water van de dinosaurussen!
    I 'm systematically poisoning the dinosaurs watersupply!
  6. Het is extreem vergiftig en er is geen tegengif.
    It is extremely poisonous and no anitdote
  7. Ik sloop zijn viskar en vergiftig al zijn vissen!
    I 'll destroy his fish stall and poison all his fish!
  8. Is het dan beter dat ik me morgen voor jou vergiftig?
    Is it better if I kill myself over you tomorrow?
  9. Het ziet eruit alsof ik de koffie van die man vergiftig...
    Looks like I 'm poisoning this man 's coffee.
  10. Terwijl ik Gotham terroriseer... vergiftig ik de zielen van de burgers met hoop.
    So as I terrorize Gotham I will feed its people hope to poison their souls.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try