NL: vereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vereer jij vereert hij vereert wij vereren jullie vereren zij vereren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vereerd jij hebt vereerd hij heeft vereerd wij hebben vereerd jullie hebben vereerd zij hebben vereerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vereerde jij vereerde hij vereerde wij vereerden jullie vereerden zij vereerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vereerd jij had vereerd hij had vereerd wij hadden vereerd jullie hadden vereerd zij hadden vereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vereren jij zult vereren hij zal vereren wij zullen vereren jullie zullen vereren zij zullen vereren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vereerd hebben jij zult vereerd hebben hij zal vereerd hebben wij zullen vereerd hebben jullie zullen vereerd hebben zij zullen vereerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vereren jij zou vereren hij zou vereren wij zouden vereren jullie zouden vereren zij zouden vereren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vereerd hebben jij zou vereerd hebben hij zou vereerd hebben wij zouden vereerd hebben jullie zouden vereerd hebben zij zouden vereerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
vereer
|
| Aanvoegende wijs |
| verere |