NL: verdrinken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verdronken
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verdrink jij verdrinkt hij verdrinkt wij verdrinken jullie verdrinken zij verdrinken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verdronken jij hebt verdronken hij heeft verdronken wij hebben verdronken jullie hebben verdronken zij hebben verdronken
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verdronk jij verdronk hij verdronk wij verdronken jullie verdronken zij verdronken
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verdronken jij had verdronken hij had verdronken wij hadden verdronken jullie hadden verdronken zij hadden verdronken
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verdrinken jij zult verdrinken hij zal verdrinken wij zullen verdrinken jullie zullen verdrinken zij zullen verdrinken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verdronken hebben jij zult verdronken hebben hij zal verdronken hebben wij zullen verdronken hebben jullie zullen verdronken hebben zij zullen verdronken hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verdrinken jij zou verdrinken hij zou verdrinken wij zouden verdrinken jullie zouden verdrinken zij zouden verdrinken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verdronken hebben jij zou verdronken hebben hij zou verdronken hebben wij zouden verdronken hebben jullie zouden verdronken hebben zij zouden verdronken hebben
|
| Gebiedende wijs |
verdrink
|
| Aanvoegende wijs |
| verdrinke |