Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: verdorren
NL: verdorren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verdord

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verdor
jij verdort
hij verdort
wij verdorren
jullie verdorren
zij verdorren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verdord
jij hebt verdord
hij heeft verdord
wij hebben verdord
jullie hebben verdord
zij hebben verdord

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verdorde
jij verdorde
hij verdorde
wij verdorden
jullie verdorden
zij verdorden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verdord
jij had verdord
hij had verdord
wij hadden verdord
jullie hadden verdord
zij hadden verdord

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verdorren
jij zult verdorren
hij zal verdorren
wij zullen verdorren
jullie zullen verdorren
zij zullen verdorren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verdord hebben
jij zult verdord hebben
hij zal verdord hebben
wij zullen verdord hebben
jullie zullen verdord hebben
zij zullen verdord hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verdorren
jij zou verdorren
hij zou verdorren
wij zouden verdorren
jullie zouden verdorren
zij zouden verdorren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verdord hebben
jij zou verdord hebben
hij zou verdord hebben
wij zouden verdord hebben
jullie zouden verdord hebben
zij zouden verdord hebben

Gebiedende wijs
verdor

Aanvoegende wijs
verdorre

Voorbeelden

  1. Ze verdorren en gaan dood.
    They 're just gonna shrivel up and die.
  2. Elke plant zou verdorren en afsterven.
    Any plant would have withered and died.
  3. Zal onze bloem dan verdorren... zonder echtgenoot?
    Will the beautiful Draupadi 's garland dry and wither away?
  4. We verdorren want de Goden zijn wreed en haatdragend.
    We wither and scar because the gods are cruel and hateful.
  5. Jouw liefde zal verdorren en sterven Uit mijn leven en mijn hart
    Your love will wither and depart From my life and my heart
  6. Zij zijn als een slaap in de morgen. Ze verdorren als het gras.
    ... and it is gone, and the place thereof shall know it no more.
  7. Ze laat twee zomers in hoogmoed verdorren, voordat ze rijp is om te trouwen.
    Let two more summers wither in their pride, ere we may think her ripe to be a bride.
  8. en het stoort me enorm om te zien dat je hier ligt te, verdorren als een wijnrank.
    and it upsets me greatly to see you lying here, withering on the vine.


DE: verdorren    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
verdorrt
verdorrend

Indikativ Präsens
ich verdorre
du verdorrst
er verdorrt
wir verdorren
ihr verdorrt
sie; Sie verdorren

Indikativ Perfekt
ich habe verdorrt
du hast verdorrt
er hat verdorrt
wir haben verdorrt
ihr habt verdorrt
sie; Sie haben verdorrt

Indikativ Präteritum
ich verdorrte
du verdorrtest
er verdorrte
wir verdorrten
ihr verdorrtet
sie; Sie verdorrten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte verdorrt
du hattest verdorrt
er hatte verdorrt
wir hatten verdorrt
ihr hattet verdorrt
sie; Sie hatten verdorrt

Indikativ Futur I
ich werde verdorren
du wirst verdorren
er wird verdorren
wir werden verdorren
ihr werdet verdorren
sie; Sie werden verdorren

Indikativ Futur II
ich werde verdorrt haben
du wirst verdorrt haben
er wird verdorrt haben
wir werden verdorrt haben
ihr werdet verdorrt haben
sie; Sie werden verdorrt haben

Konjunktiv I Präsens
ich verdorre
du verdorrest
er verdorre
wir verdorren
ihr verdorret
sie; Sie verdorren

Konjunktiv I Perfekt
ich habe verdorrt
du habest verdorrt
er habe verdorrt
wir haben verdorrt
ihr habet verdorrt
sie; Sie haben verdorrt

Konjunktiv II Präsens
ich verdorrte
du verdorrtest
er verdorrte
wir verdorrten
ihr verdorrtet
sie; Sie verdorrten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte verdorrt
du hättest verdorrt
er hätte verdorrt
wir hätten verdorrt
ihr hättet verdorrt
sie; Sie hätten verdorrt

Konjunktiv II Futur I
ich würde verdorren
du würdest verdorren
er würde verdorren
wir würden verdorren
ihr würdet verdorren
sie; Sie würden verdorren

Konjunktiv II Futur II
ich würde verdorrt haben
du würdest verdorrt haben
er würde verdorrt haben
wir würden verdorrt haben
ihr würdet verdorrt haben
sie; Sie würden verdorrt haben

der Imperativ
du verdorre


Voorbeelden

  1. Dass dir die Hände verdorren!
    Dat je handen mogen verdrogen!
  2. Aber zuvor müssen einige Dinge verdorren.
    Maar eerst moeten sommige dingen verdorren.
  3. Das Verdorren aller Wälder rückt näher.
    Het wegkwijnen der bossen is nabij.
  4. Die morgenfeuchte Rose würde an ihrem Stamm verdorren vor Eifersucht.
    Een ochtendroos zou wegkwijnen als ze afgunst zou kunnen voelen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden