NL: verdonkeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verdonkerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verdonker jij verdonkert hij verdonkert wij verdonkeren jullie verdonkeren zij verdonkeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verdonkerd jij hebt verdonkerd hij heeft verdonkerd wij hebben verdonkerd jullie hebben verdonkerd zij hebben verdonkerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verdonkerde jij verdonkerde hij verdonkerde wij verdonkerden jullie verdonkerden zij verdonkerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verdonkerd jij had verdonkerd hij had verdonkerd wij hadden verdonkerd jullie hadden verdonkerd zij hadden verdonkerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verdonkeren jij zult verdonkeren hij zal verdonkeren wij zullen verdonkeren jullie zullen verdonkeren zij zullen verdonkeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verdonkerd hebben jij zult verdonkerd hebben hij zal verdonkerd hebben wij zullen verdonkerd hebben jullie zullen verdonkerd hebben zij zullen verdonkerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verdonkeren jij zou verdonkeren hij zou verdonkeren wij zouden verdonkeren jullie zouden verdonkeren zij zouden verdonkeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verdonkerd hebben jij zou verdonkerd hebben hij zou verdonkerd hebben wij zouden verdonkerd hebben jullie zouden verdonkerd hebben zij zouden verdonkerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verdonker
|
| Aanvoegende wijs |
| verdonkere |