NL: verdiepen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verdiept
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verdiep jij verdiept hij verdiept wij verdiepen jullie verdiepen zij verdiepen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verdiept jij hebt verdiept hij heeft verdiept wij hebben verdiept jullie hebben verdiept zij hebben verdiept
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verdiepte jij verdiepte hij verdiepte wij verdiepten jullie verdiepten zij verdiepten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verdiept jij had verdiept hij had verdiept wij hadden verdiept jullie hadden verdiept zij hadden verdiept
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verdiepen jij zult verdiepen hij zal verdiepen wij zullen verdiepen jullie zullen verdiepen zij zullen verdiepen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verdiept hebben jij zult verdiept hebben hij zal verdiept hebben wij zullen verdiept hebben jullie zullen verdiept hebben zij zullen verdiept hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verdiepen jij zou verdiepen hij zou verdiepen wij zouden verdiepen jullie zouden verdiepen zij zouden verdiepen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verdiept hebben jij zou verdiept hebben hij zou verdiept hebben wij zouden verdiept hebben jullie zouden verdiept hebben zij zouden verdiept hebben
|
| Gebiedende wijs |
verdiep
|
| Aanvoegende wijs |
| verdiepe |