NL: verdenken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verdacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verdenk jij verdenkt hij verdenkt wij verdenken jullie verdenken zij verdenken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verdacht jij hebt verdacht hij heeft verdacht wij hebben verdacht jullie hebben verdacht zij hebben verdacht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verdacht jij verdacht hij verdacht wij verdachten jullie verdachten zij verdachten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verdacht jij had verdacht hij had verdacht wij hadden verdacht jullie hadden verdacht zij hadden verdacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verdenken jij zult verdenken hij zal verdenken wij zullen verdenken jullie zullen verdenken zij zullen verdenken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verdacht hebben jij zult verdacht hebben hij zal verdacht hebben wij zullen verdacht hebben jullie zullen verdacht hebben zij zullen verdacht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verdenken jij zou verdenken hij zou verdenken wij zouden verdenken jullie zouden verdenken zij zouden verdenken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verdacht hebben jij zou verdacht hebben hij zou verdacht hebben wij zouden verdacht hebben jullie zouden verdacht hebben zij zouden verdacht hebben
|
| Gebiedende wijs |
verdenk
|
| Aanvoegende wijs |
| verdenke |