Voorbeelden

1. Und ihr Verbrauch an Toilettenpapier.
   En wat een hoop wc-papier.
2. Verbrauch es nicht unnötig für mich.
   Gebruik het niet voor niets op mij.
3. Im Stadtverkehr ist der Verbrauch immer höher.
   In de stad is het duur vliegen.
4. Verbrauch nicht noch mal das heiße Wasser.
   Verbruik niet al het warme water.
5. Wenn wir Autos mit weniger Benzin - verbrauch haben, soviel.
   Als we zuinige auto' s hebben, is het zoveel.
6. Lebensmittel und Waren für den menschlichen Verbrauch zu lagern.
   Voedsel en producten opslaan voor menselijke consumptie.
7. Leuchtstoff - hält viel länger als herkömmliche Birnen, bei sparsamem Verbrauch.
   Fluorlampen. Gaan langer mee dan gewone lampen en gebruiken een kwart van de energie.
8. Bei diesem Verbrauch sind die Batterien in 16 Stunden leer, nicht 45.
   Dan is de accu leeg binnen 16 uur, niet 45.
9. zum ... verbrauchen
   Gebruiken voor
10. Wir verbrauchen unnütz Treibstoff.
    Het kost alleen maar brandstof.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden