Voorbeelden

1. verbiegen
   verbuigen
2. Die Antimaterieeinheiten verbiegen sich.
   De antimaterievaten begeven het.
3. Die Regeln verbiegen, ja.
   De regels omzeild, ja.
4. Wie kannst du die Geschichte so verbiegen?
   Hoe kan je de geschiedenis zo herschrijven?
5. Wenn das Wasser durchläuft, verbiegen Sie einfach die Stange hier.
   Als het toilet doorloopt. buig je de stang om.
6. Und wenn das nicht funktioniert, würde er sich wirklich verbiegen.
   En als dat niet zou werken, viel hij op z' n smoel.
7. Also technisch gesehen, müssten wir... nur die Wahrheit ein wenig verbiegen.
   Dus technisch gesproken, zouden we... de waarheid moeten verdraaien over bepaalde dingen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden