NL: verbeulemansen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verbeulemanst
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verbeulemans jij verbeulemanst hij verbeulemanst wij verbeulemansen jullie verbeulemansen zij verbeulemansen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verbeulemanst jij hebt verbeulemanst hij heeft verbeulemanst wij hebben verbeulemanst jullie hebben verbeulemanst zij hebben verbeulemanst
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verbeulemanste jij verbeulemanste hij verbeulemanste wij verbeulemansten jullie verbeulemansten zij verbeulemansten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verbeulemanst jij had verbeulemanst hij had verbeulemanst wij hadden verbeulemanst jullie hadden verbeulemanst zij hadden verbeulemanst
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verbeulemansen jij zult verbeulemansen hij zal verbeulemansen wij zullen verbeulemansen jullie zullen verbeulemansen zij zullen verbeulemansen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verbeulemanst hebben jij zult verbeulemanst hebben hij zal verbeulemanst hebben wij zullen verbeulemanst hebben jullie zullen verbeulemanst hebben zij zullen verbeulemanst hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verbeulemansen jij zou verbeulemansen hij zou verbeulemansen wij zouden verbeulemansen jullie zouden verbeulemansen zij zouden verbeulemansen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verbeulemanst hebben jij zou verbeulemanst hebben hij zou verbeulemanst hebben wij zouden verbeulemanst hebben jullie zouden verbeulemanst hebben zij zouden verbeulemanst hebben
|
| Gebiedende wijs |
verbeulemans
|
| Aanvoegende wijs |
| verbeulemanse |