Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: verbannen
NL: verbannen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verbannen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verban
jij verbant
hij verbant
wij verbannen
jullie verbannen
zij verbannen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verbannen
jij hebt verbannen
hij heeft verbannen
wij hebben verbannen
jullie hebben verbannen
zij hebben verbannen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verbande
jij verbande
hij verbande
wij verbanden
jullie verbanden
zij verbanden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verbannen
jij had verbannen
hij had verbannen
wij hadden verbannen
jullie hadden verbannen
zij hadden verbannen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verbannen
jij zult verbannen
hij zal verbannen
wij zullen verbannen
jullie zullen verbannen
zij zullen verbannen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verbannen hebben
jij zult verbannen hebben
hij zal verbannen hebben
wij zullen verbannen hebben
jullie zullen verbannen hebben
zij zullen verbannen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verbannen
jij zou verbannen
hij zou verbannen
wij zouden verbannen
jullie zouden verbannen
zij zouden verbannen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verbannen hebben
jij zou verbannen hebben
hij zou verbannen hebben
wij zouden verbannen hebben
jullie zouden verbannen hebben
zij zouden verbannen hebben

Gebiedende wijs
verban

Aanvoegende wijs
verbanne

Voorbeelden

  1. Verban de demonen.
    Banish the demons.
  2. Ik verban jullie.
    I... banish... you!
  3. Nee, nee, verban hem.
    No, no. Banish him.
  4. Verban de Night Fury!
    Banish the Night Fury!
  5. Verban alle eerdere gedachten.
    Exclude all earthly thoughts.
  6. Verban de verraderlijke, knorrige vrouwen.
    Cast out the traitorous, petulant babes!
  7. Ik verban de abortus niet.
    I 'm certainly not banning abortion.
  8. Verban het, of dood het.
    Either banish it, or kill it.
  9. Verban het uit je gedachten.
    Banish it from your mind!
  10. Verban mij niet van Uw aanwezigheid.
    Cast me not away from Thy presence.


DE: verbannen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
verbannt
verbannend

Indikativ Präsens
ich verbanne
du verbannst
er verbannt
wir verbannen
ihr verbannt
sie; Sie verbannen

Indikativ Perfekt
ich habe verbannt
du hast verbannt
er hat verbannt
wir haben verbannt
ihr habt verbannt
sie; Sie haben verbannt

Indikativ Präteritum
ich verbannte
du verbanntest
er verbannte
wir verbannten
ihr verbanntet
sie; Sie verbannten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte verbannt
du hattest verbannt
er hatte verbannt
wir hatten verbannt
ihr hattet verbannt
sie; Sie hatten verbannt

Indikativ Futur I
ich werde verbannen
du wirst verbannen
er wird verbannen
wir werden verbannen
ihr werdet verbannen
sie; Sie werden verbannen

Indikativ Futur II
ich werde verbannt haben
du wirst verbannt haben
er wird verbannt haben
wir werden verbannt haben
ihr werdet verbannt haben
sie; Sie werden verbannt haben

Konjunktiv I Präsens
ich verbanne
du verbannest
er verbanne
wir verbannen
ihr verbannet
sie; Sie verbannen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe verbannt
du habest verbannt
er habe verbannt
wir haben verbannt
ihr habet verbannt
sie; Sie haben verbannt

Konjunktiv II Präsens
ich verbannte
du verbanntest
er verbannte
wir verbannten
ihr verbanntet
sie; Sie verbannten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte verbannt
du hättest verbannt
er hätte verbannt
wir hätten verbannt
ihr hättet verbannt
sie; Sie hätten verbannt

Konjunktiv II Futur I
ich würde verbannen
du würdest verbannen
er würde verbannen
wir würden verbannen
ihr würdet verbannen
sie; Sie würden verbannen

Konjunktiv II Futur II
ich würde verbannt haben
du würdest verbannt haben
er würde verbannt haben
wir würden verbannt haben
ihr würdet verbannt haben
sie; Sie würden verbannt haben

der Imperativ
du verbanne


Voorbeelden

  1. Verbann sie aus deinem Leben.
    Laat het verleden met rust.
  2. Wir verbannen ihn.
    We verbannen hem.
  3. Sehr gut im Verbannen.
    Verbannen mensen graag.
  4. Indem wir ihn verbannen.
    Door hem te verbannen.
  5. Wir müssen ihn verbannen.
    We moeten hem uitbannen.
  6. Er würde Euch verbannen.
    Hij zou je verbannen.
  7. Ich könnte dich verbannen.
    Ik kan je verbannen.
  8. Dann wird sie uns verbannen.
    Dan laat ze ons verbannen.
  9. Manche Leute muss man verbannen.
    Soms moet je mensen negeren.
  10. Wucher und Sodomie zu verbannen?
    Om woeker en sodomie verbieden?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden