NL: verademen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verademd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik veradem jij verademt hij verademt wij verademen jullie verademen zij verademen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verademd jij hebt verademd hij heeft verademd wij hebben verademd jullie hebben verademd zij hebben verademd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verademde jij verademde hij verademde wij verademden jullie verademden zij verademden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verademd jij had verademd hij had verademd wij hadden verademd jullie hadden verademd zij hadden verademd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verademen jij zult verademen hij zal verademen wij zullen verademen jullie zullen verademen zij zullen verademen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verademd hebben jij zult verademd hebben hij zal verademd hebben wij zullen verademd hebben jullie zullen verademd hebben zij zullen verademd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verademen jij zou verademen hij zou verademen wij zouden verademen jullie zouden verademen zij zouden verademen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verademd hebben jij zou verademd hebben hij zou verademd hebben wij zouden verademd hebben jullie zouden verademd hebben zij zouden verademd hebben
|
Gebiedende wijs |
veradem
|
Aanvoegende wijs |
verademe |