NL: verabsoluteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verabsoluteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verabsoluteer jij verabsoluteert hij verabsoluteert wij verabsoluteren jullie verabsoluteren zij verabsoluteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verabsoluteerd jij hebt verabsoluteerd hij heeft verabsoluteerd wij hebben verabsoluteerd jullie hebben verabsoluteerd zij hebben verabsoluteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verabsoluteerde jij verabsoluteerde hij verabsoluteerde wij verabsoluteerden jullie verabsoluteerden zij verabsoluteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verabsoluteerd jij had verabsoluteerd hij had verabsoluteerd wij hadden verabsoluteerd jullie hadden verabsoluteerd zij hadden verabsoluteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verabsoluteren jij zult verabsoluteren hij zal verabsoluteren wij zullen verabsoluteren jullie zullen verabsoluteren zij zullen verabsoluteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verabsoluteerd hebben jij zult verabsoluteerd hebben hij zal verabsoluteerd hebben wij zullen verabsoluteerd hebben jullie zullen verabsoluteerd hebben zij zullen verabsoluteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verabsoluteren jij zou verabsoluteren hij zou verabsoluteren wij zouden verabsoluteren jullie zouden verabsoluteren zij zouden verabsoluteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verabsoluteerd hebben jij zou verabsoluteerd hebben hij zou verabsoluteerd hebben wij zouden verabsoluteerd hebben jullie zouden verabsoluteerd hebben zij zouden verabsoluteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verabsoluteer
|
| Aanvoegende wijs |
| verabsolutere |