Voorbeelden

1. Wir verabscheuen dich.
   We verafschuwen je.
2. Sie werden es verabscheuen.
   Je zult het verafschuwen.
3. Ihr müsst ihn verabscheuen.
   U moet hem wel haten.
4. Deshalb müssen wir sie verabscheuen.
   Daarom moeten we hem verfoeien.
5. Sowas muss man ja verabscheuen.
   Ik begrijp waarom mannen dat haten.
6. Wir werden dich immer verabscheuen.
   We zullen je altijd verafschuwen.
7. Die Lords von Westeros verabscheuen sie.
   Ze wordt door heel Westeros veracht.
8. Auch ich verabscheuen diese ganze Sache.
   Ik walg ook van dit alles.
9. Mein Sohn und ich verabscheuen einander.
   Mijn zoon en ik verafschuwen elkaar.
10. Heute verabscheuen wir Sklaverei und diese Anschauungen.
    Nu kijken we vol afschuw terug op de slavernij en dat mensbeeld.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden