NL: ventileren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geventileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ventileer jij ventileert hij ventileert wij ventileren jullie ventileren zij ventileren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geventileerd jij hebt geventileerd hij heeft geventileerd wij hebben geventileerd jullie hebben geventileerd zij hebben geventileerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ventileerde jij ventileerde hij ventileerde wij ventileerden jullie ventileerden zij ventileerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geventileerd jij had geventileerd hij had geventileerd wij hadden geventileerd jullie hadden geventileerd zij hadden geventileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ventileren jij zult ventileren hij zal ventileren wij zullen ventileren jullie zullen ventileren zij zullen ventileren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geventileerd hebben jij zult geventileerd hebben hij zal geventileerd hebben wij zullen geventileerd hebben jullie zullen geventileerd hebben zij zullen geventileerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ventileren jij zou ventileren hij zou ventileren wij zouden ventileren jullie zouden ventileren zij zouden ventileren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geventileerd hebben jij zou geventileerd hebben hij zou geventileerd hebben wij zouden geventileerd hebben jullie zouden geventileerd hebben zij zouden geventileerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
ventileer
|
| Aanvoegende wijs |
| ventilere |