1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. veiligstellen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: veiligstellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
veiliggesteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stel veilig
jij stelt veilig
hij stelt veilig
wij stellen veilig
jullie stellen veilig
zij stellen veilig

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik veiligstel
dat jij veiligstelt
dat hij veiligstelt
dat wij veiligstellen
dat jullie veiligstellen
dat zij veiligstellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb veiliggesteld
jij hebt veiliggesteld
hij heeft veiliggesteld
wij hebben veiliggesteld
jullie hebben veiliggesteld
zij hebben veiliggesteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stelde veilig
jij stelde veilig
hij stelde veilig
wij stelden veilig
jullie stelden veilig
zij stelden veilig

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik veiligstelde
dat jij veiligstelde
dat hij veiligstelde
dat wij veiligstelden
dat jullie veiligstelden
dat zij veiligstelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had veiliggesteld
jij had veiliggesteld
hij had veiliggesteld
wij hadden veiliggesteld
jullie hadden veiliggesteld
zij hadden veiliggesteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal veiligstellen
jij zult veiligstellen
hij zal veiligstellen
wij zullen veiligstellen
jullie zullen veiligstellen
zij zullen veiligstellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal veiliggesteld hebben
jij zult veiliggesteld hebben
hij zal veiliggesteld hebben
wij zullen veiliggesteld hebben
jullie zullen veiliggesteld hebben
zij zullen veiliggesteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou veiligstellen
jij zou veiligstellen
hij zou veiligstellen
wij zouden veiligstellen
jullie zouden veiligstellen
zij zouden veiligstellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou veiliggesteld hebben
jij zou veiliggesteld hebben
hij zou veiliggesteld hebben
wij zouden veiliggesteld hebben
jullie zouden veiliggesteld hebben
zij zouden veiliggesteld hebben

Gebiedende wijs
stel veilig

Aanvoegende wijs
veiligstelle

Voorbeelden

  1. Hal veiligstellen.
    Secure the hallway! Move!
  2. Onze toekomst veiligstellen.
    Securing our future.
  3. Hij moest het geld veiligstellen.
    He had to stay until he 'd tied up the money.
  4. We moeten de schatkist veiligstellen.
    And we must secure the papal treasury.
  5. het geld van anderen veiligstellen.
    protecting other people 's money.
  6. De overleving van mijn volk veiligstellen.
    ensuring the survival of my people.
  7. Okay, we moeten die Nuke veiligstellen.
    Alright, we 've gonna secure that Nuke.
  8. Maar uw aanbod kan ons voortbestaan veiligstellen.
    Your offer of help has given us a possible means of survival.
  9. En we zouden een exclusief contract kunnen veiligstellen.
    And we could secure an exclusive contract.
  10. Ik bevrijd je en ga de boot veiligstellen.
    I free you to go and save the boat.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try