NL: vatten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gevat
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vat jij vat hij vat wij vatten jullie vatten zij vatten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevat jij hebt gevat hij heeft gevat wij hebben gevat jullie hebben gevat zij hebben gevat
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vatte jij vatte hij vatte wij vatten jullie vatten zij vatten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevat jij had gevat hij had gevat wij hadden gevat jullie hadden gevat zij hadden gevat
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vatten jij zult vatten hij zal vatten wij zullen vatten jullie zullen vatten zij zullen vatten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevat hebben jij zult gevat hebben hij zal gevat hebben wij zullen gevat hebben jullie zullen gevat hebben zij zullen gevat hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vatten jij zou vatten hij zou vatten wij zouden vatten jullie zouden vatten zij zouden vatten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevat hebben jij zou gevat hebben hij zou gevat hebben wij zouden gevat hebben jullie zouden gevat hebben zij zouden gevat hebben
|
Gebiedende wijs |
vat
|
Aanvoegende wijs |
vatte |