Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vastpinnen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vastgepind

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pin vast
jij pint vast
hij pint vast
wij pinnen vast
jullie pinnen vast
zij pinnen vast

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vastpin
dat jij vastpint
dat hij vastpint
dat wij vastpinnen
dat jullie vastpinnen
dat zij vastpinnen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vastgepind
jij hebt vastgepind
hij heeft vastgepind
wij hebben vastgepind
jullie hebben vastgepind
zij hebben vastgepind

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pinde vast
jij pinde vast
hij pinde vast
wij pinden vast
jullie pinden vast
zij pinden vast

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vastpinde
dat jij vastpinde
dat hij vastpinde
dat wij vastpinden
dat jullie vastpinden
dat zij vastpinden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vastgepind
jij had vastgepind
hij had vastgepind
wij hadden vastgepind
jullie hadden vastgepind
zij hadden vastgepind

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vastpinnen
jij zult vastpinnen
hij zal vastpinnen
wij zullen vastpinnen
jullie zullen vastpinnen
zij zullen vastpinnen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vastgepind hebben
jij zult vastgepind hebben
hij zal vastgepind hebben
wij zullen vastgepind hebben
jullie zullen vastgepind hebben
zij zullen vastgepind hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vastpinnen
jij zou vastpinnen
hij zou vastpinnen
wij zouden vastpinnen
jullie zouden vastpinnen
zij zouden vastpinnen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vastgepind hebben
jij zou vastgepind hebben
hij zou vastgepind hebben
wij zouden vastgepind hebben
jullie zouden vastgepind hebben
zij zouden vastgepind hebben

Gebiedende wijs
pin vast

Aanvoegende wijs
vastpinne

Voorbeelden

  1. Oppakken en vastpinnen.
    Picking and pinning.
  2. Ik kan je hierop vastpinnen.
    I 'm gonna handcuff you to this thing.
  3. Ik zag Griffin haar vastpinnen.
    I was standing there watching Griffin pin her down.
  4. Zodat je het kon vastpinnen op één van die Chi Town flunkies.
    You could just pin it on one of those Chi Town flunkies.
  5. Dit hebben we al besproken, je kunt Corey' s dood niet op mij vastpinnen.
    We 've been through this. You cannot put Corey Duran 's death on me.
  6. Nou, dat kan je of onweerlegbaar vastpinnen aan de moord op Vince Dolan, of het....
    Now, this could either tie you conclusively to the murder of Vince Dolan, or it...
  7. En normaalgezien heb ik een stuk haar of een eigendom waar ik op kan vastpinnen.
    And normally I 'd have a piece of hair or a belonging to lock on to.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden