Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vastleggen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vastgelegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leg vast
jij legt vast
hij legt vast
wij leggen vast
jullie leggen vast
zij leggen vast

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vastleg
dat jij vastlegt
dat hij vastlegt
dat wij vastleggen
dat jullie vastleggen
dat zij vastleggen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vastgelegd
jij hebt vastgelegd
hij heeft vastgelegd
wij hebben vastgelegd
jullie hebben vastgelegd
zij hebben vastgelegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik legde vast
jij legde vast
hij legde vast
wij legden vast
jullie legden vast
zij legden vast

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vastlegde
dat jij vastlegde
dat hij vastlegde
dat wij vastlegden
dat jullie vastlegden
dat zij vastlegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vastgelegd
jij had vastgelegd
hij had vastgelegd
wij hadden vastgelegd
jullie hadden vastgelegd
zij hadden vastgelegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vastleggen
jij zult vastleggen
hij zal vastleggen
wij zullen vastleggen
jullie zullen vastleggen
zij zullen vastleggen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vastgelegd hebben
jij zult vastgelegd hebben
hij zal vastgelegd hebben
wij zullen vastgelegd hebben
jullie zullen vastgelegd hebben
zij zullen vastgelegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vastleggen
jij zou vastleggen
hij zou vastleggen
wij zouden vastleggen
jullie zouden vastleggen
zij zouden vastleggen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vastgelegd hebben
jij zou vastgelegd hebben
hij zou vastgelegd hebben
wij zouden vastgelegd hebben
jullie zouden vastgelegd hebben
zij zouden vastgelegd hebben

Gebiedende wijs
leg vast

Aanvoegende wijs
vastlegge

Voorbeelden

  1. Leg vast met richtsysteem!
    Link with target system!
  2. Leg vast wat je zie. Waarheidsgetrouw.
    Record what you see, truthfully.
  3. Privégesprekken vastleggen.
    Recording private conversations.
  4. Je schoonheid vastleggen.
    Capture your beauty.
  5. Zullen we het vastleggen?
    Shall we commemorate the occasion? Yes.
  6. Dit moet ik vastleggen.
    I gotta document this.
  7. Ik moet dit vastleggen.
    I need this record.
  8. Je kan morgenavond vastleggen.
    You can order tomorrow night.
  9. Ik wil alles vastleggen!
    I want to document everything!
  10. Dat wil ik vastleggen.
    I would capture that.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden