NL: urineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geürineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik urineer jij urineert hij urineert wij urineren jullie urineren zij urineren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geürineerd jij hebt geürineerd hij heeft geürineerd wij hebben geürineerd jullie hebben geürineerd zij hebben geürineerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik urineerde jij urineerde hij urineerde wij urineerden jullie urineerden zij urineerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geürineerd jij had geürineerd hij had geürineerd wij hadden geürineerd jullie hadden geürineerd zij hadden geürineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal urineren jij zult urineren hij zal urineren wij zullen urineren jullie zullen urineren zij zullen urineren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geürineerd hebben jij zult geürineerd hebben hij zal geürineerd hebben wij zullen geürineerd hebben jullie zullen geürineerd hebben zij zullen geürineerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou urineren jij zou urineren hij zou urineren wij zouden urineren jullie zouden urineren zij zouden urineren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geürineerd hebben jij zou geürineerd hebben hij zou geürineerd hebben wij zouden geürineerd hebben jullie zouden geürineerd hebben zij zouden geürineerd hebben
|
Gebiedende wijs |
urineer
|
Aanvoegende wijs |
urinere |