NL: upcyclen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geüpcycled
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik upcycle jij upcyclet hij upcyclet wij upcyclen jullie upcyclen zij upcyclen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geüpcycled jij hebt geüpcycled hij heeft geüpcycled wij hebben geüpcycled jullie hebben geüpcycled zij hebben geüpcycled
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik upcyclede jij upcyclede hij upcyclede wij upcycleden jullie upcycleden zij upcycleden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geüpcycled jij had geüpcycled hij had geüpcycled wij hadden geüpcycled jullie hadden geüpcycled zij hadden geüpcycled
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal upcyclen jij zult upcyclen hij zal upcyclen wij zullen upcyclen jullie zullen upcyclen zij zullen upcyclen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geüpcycled hebben jij zult geüpcycled hebben hij zal geüpcycled hebben wij zullen geüpcycled hebben jullie zullen geüpcycled hebben zij zullen geüpcycled hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou upcyclen jij zou upcyclen hij zou upcyclen wij zouden upcyclen jullie zouden upcyclen zij zouden upcyclen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geüpcycled hebben jij zou geüpcycled hebben hij zou geüpcycled hebben wij zouden geüpcycled hebben jullie zouden geüpcycled hebben zij zouden geüpcycled hebben
|
Gebiedende wijs |
upcycle
|
Aanvoegende wijs |
upcycle |