NL: unzippen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geünzipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik unzip jij unzipt hij unzipt wij unzippen jullie unzippen zij unzippen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geünzipt jij hebt geünzipt hij heeft geünzipt wij hebben geünzipt jullie hebben geünzipt zij hebben geünzipt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik unzipte jij unzipte hij unzipte wij unzipten jullie unzipten zij unzipten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geünzipt jij had geünzipt hij had geünzipt wij hadden geünzipt jullie hadden geünzipt zij hadden geünzipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal unzippen jij zult unzippen hij zal unzippen wij zullen unzippen jullie zullen unzippen zij zullen unzippen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geünzipt hebben jij zult geünzipt hebben hij zal geünzipt hebben wij zullen geünzipt hebben jullie zullen geünzipt hebben zij zullen geünzipt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou unzippen jij zou unzippen hij zou unzippen wij zouden unzippen jullie zouden unzippen zij zouden unzippen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geünzipt hebben jij zou geünzipt hebben hij zou geünzipt hebben wij zouden geünzipt hebben jullie zouden geünzipt hebben zij zouden geünzipt hebben
|
| Gebiedende wijs |
unzip
|
| Aanvoegende wijs |
| unzippe |