NL: uniformeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geüniformeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik uniformeer jij uniformeert hij uniformeert wij uniformeren jullie uniformeren zij uniformeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geüniformeerd jij hebt geüniformeerd hij heeft geüniformeerd wij hebben geüniformeerd jullie hebben geüniformeerd zij hebben geüniformeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik uniformeerde jij uniformeerde hij uniformeerde wij uniformeerden jullie uniformeerden zij uniformeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geüniformeerd jij had geüniformeerd hij had geüniformeerd wij hadden geüniformeerd jullie hadden geüniformeerd zij hadden geüniformeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal uniformeren jij zult uniformeren hij zal uniformeren wij zullen uniformeren jullie zullen uniformeren zij zullen uniformeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geüniformeerd hebben jij zult geüniformeerd hebben hij zal geüniformeerd hebben wij zullen geüniformeerd hebben jullie zullen geüniformeerd hebben zij zullen geüniformeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou uniformeren jij zou uniformeren hij zou uniformeren wij zouden uniformeren jullie zouden uniformeren zij zouden uniformeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geüniformeerd hebben jij zou geüniformeerd hebben hij zou geüniformeerd hebben wij zouden geüniformeerd hebben jullie zouden geüniformeerd hebben zij zouden geüniformeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
uniformeer
|
| Aanvoegende wijs |
| uniformere |