Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitzweten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgezweet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zweet uit
jij zweet uit
hij zweet uit
wij zweten uit
jullie zweten uit
zij zweten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitzweet
dat jij uitzweet
dat hij uitzweet
dat wij uitzweten
dat jullie uitzweten
dat zij uitzweten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgezweet
jij hebt uitgezweet
hij heeft uitgezweet
wij hebben uitgezweet
jullie hebben uitgezweet
zij hebben uitgezweet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zweette uit
jij zweette uit
hij zweette uit
wij zweetten uit
jullie zweetten uit
zij zweetten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitzweette
dat jij uitzweette
dat hij uitzweette
dat wij uitzweetten
dat jullie uitzweetten
dat zij uitzweetten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgezweet
jij had uitgezweet
hij had uitgezweet
wij hadden uitgezweet
jullie hadden uitgezweet
zij hadden uitgezweet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitzweten
jij zult uitzweten
hij zal uitzweten
wij zullen uitzweten
jullie zullen uitzweten
zij zullen uitzweten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgezweet hebben
jij zult uitgezweet hebben
hij zal uitgezweet hebben
wij zullen uitgezweet hebben
jullie zullen uitgezweet hebben
zij zullen uitgezweet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitzweten
jij zou uitzweten
hij zou uitzweten
wij zouden uitzweten
jullie zouden uitzweten
zij zouden uitzweten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgezweet hebben
jij zou uitgezweet hebben
hij zou uitgezweet hebben
wij zouden uitgezweet hebben
jullie zouden uitgezweet hebben
zij zouden uitgezweet hebben

Gebiedende wijs
zweet uit

Aanvoegende wijs
uitzwete

Voorbeelden

  1. Het zweet uit z' n poriën
    The sweat from his pores
  2. Ik zweet uit al m' n poriën.
    I 'm sweating from all my pores.
  3. Je zeikt zweet uit je oksels, man!
    Pissin' sweat out your armpits, man!
  4. Hij moet het uitzweten.
    He 'll have to sweat it out.
  5. Ik ga het gewoon uitzweten.
    I 'm just gonna sweat it out.
  6. Ga je me het laten uitzweten, hé?
    Make me sweat it out, huh? Uh-huh.
  7. Laat hem het een beetje langer uitzweten.
    Let him sweat it out a little bit longer.
  8. Nou... ik denk dat we het maar moeten uitzweten.
    Well... I think we should just ride it out.
  9. Kamer verhit, ramen dicht zodat hij de koorts kon uitzweten.
    I 've heated the room, sealed the windows to sweat the fever out.
  10. Ik laat hem even uitzweten, dan haal ik hem weer binnen.
    I 'll let him sweat it out for a bit, then I 'll pull him back in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden