Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitzien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgezien

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zie uit
jij ziet uit
hij ziet uit
wij zien uit
jullie zien uit
zij zien uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitzie
dat jij uitziet
dat hij uitziet
dat wij uitzien
dat jullie uitzien
dat zij uitzien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgezien
jij hebt uitgezien
hij heeft uitgezien
wij hebben uitgezien
jullie hebben uitgezien
zij hebben uitgezien

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zag uit
jij zag uit
hij zag uit
wij zagen uit
jullie zagen uit
zij zagen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitzag
dat jij uitzag
dat hij uitzag
dat wij uitzagen
dat jullie uitzagen
dat zij uitzagen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgezien
jij had uitgezien
hij had uitgezien
wij hadden uitgezien
jullie hadden uitgezien
zij hadden uitgezien

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitzien
jij zult uitzien
hij zal uitzien
wij zullen uitzien
jullie zullen uitzien
zij zullen uitzien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgezien hebben
jij zult uitgezien hebben
hij zal uitgezien hebben
wij zullen uitgezien hebben
jullie zullen uitgezien hebben
zij zullen uitgezien hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitzien
jij zou uitzien
hij zou uitzien
wij zouden uitzien
jullie zouden uitzien
zij zouden uitzien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgezien hebben
jij zou uitgezien hebben
hij zou uitgezien hebben
wij zouden uitgezien hebben
jullie zouden uitgezien hebben
zij zouden uitgezien hebben

Gebiedende wijs
zie uit

Aanvoegende wijs
uitzie

Voorbeelden

  1. Ik zie uit naar uw oordeel.
    I look forward to your verdict at the close.
  2. Ik zie uit naar de samenwerking.
    Looking forward to working with you.
  3. Ik zie uit naar de toekomst.
    I look forward to to the future.
  4. Ik zie uit naar je komst.
    I 'll see you when you get here.
  5. Maar ik zie uit naar de rapporten.
    But I look forward to seeing the reports.
  6. Ik zie uit naar onze volgende date.
    Can 't wait for our next date.
  7. Ik zie uit naar de volgende keer.
    I 'll look forward to the next time.
  8. Ik zie uit naar onze volgende ontmoeting, mevr. Beauchamp.
    I look forward to our next meeting, Mrs. Beauchamp.
  9. Ik zie uit naar uw presentatie over de fysiologie van explosie verwondingen.
    I look forward to your powerpoint presentation on the pathophysiology of blast injuries.
  10. Ik zie uit deze ontroerende scene dat je je hebt neergelegt bij je huwelijk?
    I take it from this touching scene that you have made your offer of marriage.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden