Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitzieken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeziekt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ziek uit
jij ziekt uit
hij ziekt uit
wij zieken uit
jullie zieken uit
zij zieken uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitziek
dat jij uitziekt
dat hij uitziekt
dat wij uitzieken
dat jullie uitzieken
dat zij uitzieken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeziekt
jij hebt uitgeziekt
hij heeft uitgeziekt
wij hebben uitgeziekt
jullie hebben uitgeziekt
zij hebben uitgeziekt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ziekte uit
jij ziekte uit
hij ziekte uit
wij ziekten uit
jullie ziekten uit
zij ziekten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitziekte
dat jij uitziekte
dat hij uitziekte
dat wij uitziekten
dat jullie uitziekten
dat zij uitziekten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeziekt
jij had uitgeziekt
hij had uitgeziekt
wij hadden uitgeziekt
jullie hadden uitgeziekt
zij hadden uitgeziekt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitzieken
jij zult uitzieken
hij zal uitzieken
wij zullen uitzieken
jullie zullen uitzieken
zij zullen uitzieken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeziekt hebben
jij zult uitgeziekt hebben
hij zal uitgeziekt hebben
wij zullen uitgeziekt hebben
jullie zullen uitgeziekt hebben
zij zullen uitgeziekt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitzieken
jij zou uitzieken
hij zou uitzieken
wij zouden uitzieken
jullie zouden uitzieken
zij zouden uitzieken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeziekt hebben
jij zou uitgeziekt hebben
hij zou uitgeziekt hebben
wij zouden uitgeziekt hebben
jullie zouden uitgeziekt hebben
zij zouden uitgeziekt hebben

Gebiedende wijs
ziek uit

Aanvoegende wijs
uitzieke

Voorbeelden

  1. Zag hij er ziek uit?
    You mean he looked sick?
  2. Hij ziet er ziek uit.
    He looks kind of sick down there.
  3. Ze ziet er zo ziek uit.
    She looks so ill.
  4. Je ziet er nog ziek uit.
    You still look sick.
  5. Je ziet er ziek uit, Jude.
    You look sick, Jude.
  6. Hey, Zie ik er ziek uit?
    Hey, I look sick?
  7. Ze ziet er zo ziek uit.
    She looks real sick.
  8. Ze ziet er niet ziek uit.
    She doesn 't look sick.
  9. Dit dier ziet er ziek uit
    This animal looks sick
  10. Je ziet er niet ziek uit.
    You don 't look sick to me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden