Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitwerpen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeworpen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik werp uit
jij werpt uit
hij werpt uit
wij werpen uit
jullie werpen uit
zij werpen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwerp
dat jij uitwerpt
dat hij uitwerpt
dat wij uitwerpen
dat jullie uitwerpen
dat zij uitwerpen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeworpen
jij hebt uitgeworpen
hij heeft uitgeworpen
wij hebben uitgeworpen
jullie hebben uitgeworpen
zij hebben uitgeworpen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wierp uit
jij wierp uit
hij wierp uit
wij wierpen uit
jullie wierpen uit
zij wierpen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwierp
dat jij uitwierp
dat hij uitwierp
dat wij uitwierpen
dat jullie uitwierpen
dat zij uitwierpen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeworpen
jij had uitgeworpen
hij had uitgeworpen
wij hadden uitgeworpen
jullie hadden uitgeworpen
zij hadden uitgeworpen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitwerpen
jij zult uitwerpen
hij zal uitwerpen
wij zullen uitwerpen
jullie zullen uitwerpen
zij zullen uitwerpen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeworpen hebben
jij zult uitgeworpen hebben
hij zal uitgeworpen hebben
wij zullen uitgeworpen hebben
jullie zullen uitgeworpen hebben
zij zullen uitgeworpen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitwerpen
jij zou uitwerpen
hij zou uitwerpen
wij zouden uitwerpen
jullie zouden uitwerpen
zij zouden uitwerpen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeworpen hebben
jij zou uitgeworpen hebben
hij zou uitgeworpen hebben
wij zouden uitgeworpen hebben
jullie zouden uitgeworpen hebben
zij zouden uitgeworpen hebben

Gebiedende wijs
werp uit

Aanvoegende wijs
uitwerpe

Voorbeelden

  1. Uitwerpen, Williams, eject!
    Eject, Williams, eject!
  2. We moeten een groter net uitwerpen.
    It is time we cast a wider net.
  3. Ik moet' t anker nog uitwerpen.
    Got to throw the anchor over.
  4. Laten we hier de netten uitwerpen.
    Let us cast the nets here.
  5. kan het Adams' vaartuig niet uitwerpen!
    Unable to reject the Adams' Vessel!
  6. Jij kon een vislijn uitwerpen... in een waterpoel onder de bomen, onderhands.
    You could cast a line... ... into a pool of water under the trees, sidearm.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden