Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitwateren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgewaterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik water uit
jij watert uit
hij watert uit
wij wateren uit
jullie wateren uit
zij wateren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwater
dat jij uitwatert
dat hij uitwatert
dat wij uitwateren
dat jullie uitwateren
dat zij uitwateren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgewaterd
jij hebt uitgewaterd
hij heeft uitgewaterd
wij hebben uitgewaterd
jullie hebben uitgewaterd
zij hebben uitgewaterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waterde uit
jij waterde uit
hij waterde uit
wij waterden uit
jullie waterden uit
zij waterden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwaterde
dat jij uitwaterde
dat hij uitwaterde
dat wij uitwaterden
dat jullie uitwaterden
dat zij uitwaterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgewaterd
jij had uitgewaterd
hij had uitgewaterd
wij hadden uitgewaterd
jullie hadden uitgewaterd
zij hadden uitgewaterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitwateren
jij zult uitwateren
hij zal uitwateren
wij zullen uitwateren
jullie zullen uitwateren
zij zullen uitwateren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgewaterd hebben
jij zult uitgewaterd hebben
hij zal uitgewaterd hebben
wij zullen uitgewaterd hebben
jullie zullen uitgewaterd hebben
zij zullen uitgewaterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitwateren
jij zou uitwateren
hij zou uitwateren
wij zouden uitwateren
jullie zouden uitwateren
zij zouden uitwateren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgewaterd hebben
jij zou uitgewaterd hebben
hij zou uitgewaterd hebben
wij zouden uitgewaterd hebben
jullie zouden uitgewaterd hebben
zij zouden uitgewaterd hebben

Gebiedende wijs
water uit

Aanvoegende wijs
uitwatere

Voorbeelden

  1. Iedereen het water uit.
    Everybody out of the pool.
  2. Er kwam water uit.
    We got water out of him.
  3. En ze spuugt water uit.
    And she 's exuding water.
  4. Michael, kom' t water uit!
    Michael, get out of the water!
  5. Ga nu het water uit!
    Get out of the water now!
  6. Water uit de Jordan rivier.
    It 's water from the River Jordan.
  7. Drink geen water uit deze bron.
    Do not drink water from this well.
  8. Dronk je water uit de achtertuin?
    Did you drink any of the water out back?
  9. Water uit de bergen is schaars.
    Water from the mountains is scarce.
  10. Met water uit de goudvissen kom?
    With water from your goldfish 's bowl?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden