Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitwaaieren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgewaaierd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik waaier uit
jij waaiert uit
hij waaiert uit
wij waaieren uit
jullie waaieren uit
zij waaieren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwaaier
dat jij uitwaaiert
dat hij uitwaaiert
dat wij uitwaaieren
dat jullie uitwaaieren
dat zij uitwaaieren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgewaaierd
jij hebt uitgewaaierd
hij heeft uitgewaaierd
wij hebben uitgewaaierd
jullie hebben uitgewaaierd
zij hebben uitgewaaierd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waaierde uit
jij waaierde uit
hij waaierde uit
wij waaierden uit
jullie waaierden uit
zij waaierden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitwaaierde
dat jij uitwaaierde
dat hij uitwaaierde
dat wij uitwaaierden
dat jullie uitwaaierden
dat zij uitwaaierden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgewaaierd
jij had uitgewaaierd
hij had uitgewaaierd
wij hadden uitgewaaierd
jullie hadden uitgewaaierd
zij hadden uitgewaaierd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitwaaieren
jij zult uitwaaieren
hij zal uitwaaieren
wij zullen uitwaaieren
jullie zullen uitwaaieren
zij zullen uitwaaieren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgewaaierd hebben
jij zult uitgewaaierd hebben
hij zal uitgewaaierd hebben
wij zullen uitgewaaierd hebben
jullie zullen uitgewaaierd hebben
zij zullen uitgewaaierd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitwaaieren
jij zou uitwaaieren
hij zou uitwaaieren
wij zouden uitwaaieren
jullie zouden uitwaaieren
zij zouden uitwaaieren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgewaaierd hebben
jij zou uitgewaaierd hebben
hij zou uitgewaaierd hebben
wij zouden uitgewaaierd hebben
jullie zouden uitgewaaierd hebben
zij zouden uitgewaaierd hebben

Gebiedende wijs
waaier uit

Aanvoegende wijs
uitwaaiere

Voorbeelden

  1. Uitwaaieren, uitwaaieren
    Fan out, fan out.
  2. Haal die uitwaaieren, zou je?
    Get that fan out, would you?
  3. Uitwaaieren van hier en vegen oosten!
    Fan out from here and sweep east!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden