Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitvinden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgevonden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vind uit
jij vindt uit
hij vindt uit
wij vinden uit
jullie vinden uit
zij vinden uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitvind
dat jij uitvindt
dat hij uitvindt
dat wij uitvinden
dat jullie uitvinden
dat zij uitvinden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgevonden
jij hebt uitgevonden
hij heeft uitgevonden
wij hebben uitgevonden
jullie hebben uitgevonden
zij hebben uitgevonden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vond uit
jij vond uit
hij vond uit
wij vonden uit
jullie vonden uit
zij vonden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitvond
dat jij uitvond
dat hij uitvond
dat wij uitvonden
dat jullie uitvonden
dat zij uitvonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgevonden
jij had uitgevonden
hij had uitgevonden
wij hadden uitgevonden
jullie hadden uitgevonden
zij hadden uitgevonden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitvinden
jij zult uitvinden
hij zal uitvinden
wij zullen uitvinden
jullie zullen uitvinden
zij zullen uitvinden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgevonden hebben
jij zult uitgevonden hebben
hij zal uitgevonden hebben
wij zullen uitgevonden hebben
jullie zullen uitgevonden hebben
zij zullen uitgevonden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitvinden
jij zou uitvinden
hij zou uitvinden
wij zouden uitvinden
jullie zouden uitvinden
zij zouden uitvinden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgevonden hebben
jij zou uitgevonden hebben
hij zou uitgevonden hebben
wij zouden uitgevonden hebben
jullie zouden uitgevonden hebben
zij zouden uitgevonden hebben

Gebiedende wijs
vind uit

Aanvoegende wijs
uitvinde

Voorbeelden

  1. Ik leer niet, Ik vind uit.
    I don 't learn, I invent.
  2. Vind uit wie haar dokter is.
    Find out who her doctor is.
  3. Vind uit wie de eigenaar is?
    You find out who owns it?
  4. Vind uit of ze van honden houdt.
    Find out if she likes dogs.
  5. Vind uit wat hij tegen mij heeft.
    Find out what it is that he has against me.
  6. Vind uit met wie hij aan het praten is.
    Find out who he 's talking to.
  7. Waarom belje hem niet op en vind uit waar hij is?
    Why don 't you call him and check where he is?
  8. Vind uit van Joanie hoeveel die rooie te maken heeft met het kind.
    Find out from Joanie how exposed that redhead got to the kid.
  9. Nu, vind uit waarom ze niet hier staat nu in plaats van daar.
    Well, go and find out why she 's not standing here right now in front of that.
  10. Mezelf opnieuw uitvinden.
    Really re-create myself.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden