Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitvallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgevallen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik val uit
jij valt uit
hij valt uit
wij vallen uit
jullie vallen uit
zij vallen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitval
dat jij uitvalt
dat hij uitvalt
dat wij uitvallen
dat jullie uitvallen
dat zij uitvallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgevallen
jij hebt uitgevallen
hij heeft uitgevallen
wij hebben uitgevallen
jullie hebben uitgevallen
zij hebben uitgevallen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik viel uit
jij viel uit
hij viel uit
wij vielen uit
jullie vielen uit
zij vielen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitviel
dat jij uitviel
dat hij uitviel
dat wij uitvielen
dat jullie uitvielen
dat zij uitvielen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgevallen
jij had uitgevallen
hij had uitgevallen
wij hadden uitgevallen
jullie hadden uitgevallen
zij hadden uitgevallen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitvallen
jij zult uitvallen
hij zal uitvallen
wij zullen uitvallen
jullie zullen uitvallen
zij zullen uitvallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgevallen hebben
jij zult uitgevallen hebben
hij zal uitgevallen hebben
wij zullen uitgevallen hebben
jullie zullen uitgevallen hebben
zij zullen uitgevallen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitvallen
jij zou uitvallen
hij zou uitvallen
wij zouden uitvallen
jullie zouden uitvallen
zij zouden uitvallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgevallen hebben
jij zou uitgevallen hebben
hij zou uitgevallen hebben
wij zouden uitgevallen hebben
jullie zouden uitgevallen hebben
zij zouden uitgevallen hebben

Gebiedende wijs
val uit

Aanvoegende wijs
uitvalle

Voorbeelden

  1. Zoals haar val uit het bootvenster.
    Like her fall out the boat window.
  2. De lange val uit de gratie.
    The long fall from grace.
  3. Hij zet de val uit voor Gondorff.
    He 's gonna set up Gondorff for us.
  4. Ik overleed bij een val uit een boom.
    I fell from a tree and died.
  5. Waarschijnlijk' t gevolg van z' n val uit de trein.
    Probably the result of his fall from the train.
  6. Ik had niet gedacht dat mijn val uit de gratie zo snel zou gaan.
    I didn 't think my fall from grace would be so swift.
  7. Ik ben 86 jaar en ik val uit elkaar zoals toast in de vaatwasser.
    I 'm 86 years old and I 'm falling apart like toast in a dishwasher.
  8. Ik val uit de kar, dan verlies ik Frank, nu wordt ik achternagezeten door een zeep.
    I fall out of the cart, then I lose Frank, now I 'm being hunted by a douche.
  9. Gaat je haar uitvallen?
    Are you losing your hair?
  10. De zwakken zullen uitvallen.
    The weak among you will be weeded out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden