Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitstrooien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgestrooid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik strooi uit
jij strooit uit
hij strooit uit
wij strooien uit
jullie strooien uit
zij strooien uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstrooi
dat jij uitstrooit
dat hij uitstrooit
dat wij uitstrooien
dat jullie uitstrooien
dat zij uitstrooien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgestrooid
jij hebt uitgestrooid
hij heeft uitgestrooid
wij hebben uitgestrooid
jullie hebben uitgestrooid
zij hebben uitgestrooid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik strooide uit
jij strooide uit
hij strooide uit
wij strooiden uit
jullie strooiden uit
zij strooiden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstrooide
dat jij uitstrooide
dat hij uitstrooide
dat wij uitstrooiden
dat jullie uitstrooiden
dat zij uitstrooiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgestrooid
jij had uitgestrooid
hij had uitgestrooid
wij hadden uitgestrooid
jullie hadden uitgestrooid
zij hadden uitgestrooid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitstrooien
jij zult uitstrooien
hij zal uitstrooien
wij zullen uitstrooien
jullie zullen uitstrooien
zij zullen uitstrooien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgestrooid hebben
jij zult uitgestrooid hebben
hij zal uitgestrooid hebben
wij zullen uitgestrooid hebben
jullie zullen uitgestrooid hebben
zij zullen uitgestrooid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitstrooien
jij zou uitstrooien
hij zou uitstrooien
wij zouden uitstrooien
jullie zouden uitstrooien
zij zouden uitstrooien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgestrooid hebben
jij zou uitgestrooid hebben
hij zou uitgestrooid hebben
wij zouden uitgestrooid hebben
jullie zouden uitgestrooid hebben
zij zouden uitgestrooid hebben

Gebiedende wijs
strooi uit

Aanvoegende wijs
uitstrooie

Voorbeelden

  1. Uitstrooien boven zee.
    Sprinkled at sea!
  2. We zouden Rod' s as uitstrooien.
    We were gonna go spread Rod 's ashes.
  3. Misschien wil je haar ergens uitstrooien.
    We thought you might wanna scatter them somewhere.
  4. Misschien kan ik je uitstrooien op het strand.
    Maybe I could sprinkle you on the beach.
  5. Ik zal zijn as uitstrooien over de kastelen van Frankrijk.
    I 'll be scattering his ashes over the castles of France.
  6. We moeten nog nadenken over het uitstrooien van de as.
    We still gotta figure out where we 're gonna spread the ashes.
  7. Ik heb geen flauw idee waar ik haar moet uitstrooien.
    The truth is I haven 't the first idea where to put her.
  8. Ja, maar ik beloofde Joe dat ik zijn as zou uitstrooien.
    Yes, but I promised Joe that I would scatter his ashes.
  9. Ik wilde hem verbranden en z' n as over een tv-zaak uitstrooien.
    I 'm was gonna burn it and scatter its ashes over a Best Buy.
  10. Ik vraag je, denk jij dat wij feeënstof over heel Brooklyn aan het uitstrooien zijn?
    I ask you, do you think we 're sprinkling fairy dust all over Brooklyn?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden