Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitstoten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgestoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stoot uit
jij stoot uit
hij stoot uit
wij stoten uit
jullie stoten uit
zij stoten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstoot
dat jij uitstoot
dat hij uitstoot
dat wij uitstoten
dat jullie uitstoten
dat zij uitstoten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgestoten
jij hebt uitgestoten
hij heeft uitgestoten
wij hebben uitgestoten
jullie hebben uitgestoten
zij hebben uitgestoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stiet; stootte uit
jij stiet; stootte uit
hij stiet; stootte uit
wij stieten; stootten uit
jullie stieten; stootten uit
zij stieten; stootten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik stiet; uitstootte
dat jij stiet; uitstootte
dat hij stiet; uitstootte
dat wij stieten; uitstootten
dat jullie stieten; uitstootten
dat zij stieten; uitstootten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgestoten
jij had uitgestoten
hij had uitgestoten
wij hadden uitgestoten
jullie hadden uitgestoten
zij hadden uitgestoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitstoten
jij zult uitstoten
hij zal uitstoten
wij zullen uitstoten
jullie zullen uitstoten
zij zullen uitstoten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgestoten hebben
jij zult uitgestoten hebben
hij zal uitgestoten hebben
wij zullen uitgestoten hebben
jullie zullen uitgestoten hebben
zij zullen uitgestoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitstoten
jij zou uitstoten
hij zou uitstoten
wij zouden uitstoten
jullie zouden uitstoten
zij zouden uitstoten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgestoten hebben
jij zou uitgestoten hebben
hij zou uitgestoten hebben
wij zouden uitgestoten hebben
jullie zouden uitgestoten hebben
zij zouden uitgestoten hebben

Gebiedende wijs
stoot uit

Aanvoegende wijs
uitstote

Voorbeelden

  1. Plasma uitstoten, nu.
    plasma bursts, now.
  2. Ik moet het nu gewoon nog uitstoten.
    All I need to do is expel it.
  3. Er staat dat we 565 gigaton mogen uitstoten.
    It says we can only release 565 gigatons.
  4. Hem zijn laatste adem zien uitstoten als hij struikelt en van de berg afrolt!
    Seeing him draw his last breath when he kicked and fall to the bottom of the hill!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden