Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitstorten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgestort

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stort uit
jij stort uit
hij stort uit
wij storten uit
jullie storten uit
zij storten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstort
dat jij uitstort
dat hij uitstort
dat wij uitstorten
dat jullie uitstorten
dat zij uitstorten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben uitgestort
jij bent uitgestort
hij is uitgestort
wij zijn uitgestort
jullie zijn uitgestort
zij zijn uitgestort

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stortte uit
jij stortte uit
hij stortte uit
wij stortten uit
jullie stortten uit
zij stortten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstortte
dat jij uitstortte
dat hij uitstortte
dat wij uitstortten
dat jullie uitstortten
dat zij uitstortten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was uitgestort
jij was uitgestort
hij was uitgestort
wij waren uitgestort
jullie waren uitgestort
zij waren uitgestort

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitstorten
jij zult uitstorten
hij zal uitstorten
wij zullen uitstorten
jullie zullen uitstorten
zij zullen uitstorten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgestort zijn
jij zult uitgestort zijn
hij zal uitgestort zijn
wij zullen uitgestort zijn
jullie zullen uitgestort zijn
zij zullen uitgestort zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitstorten
jij zou uitstorten
hij zou uitstorten
wij zouden uitstorten
jullie zouden uitstorten
zij zouden uitstorten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgestort zijn
jij zou uitgestort zijn
hij zou uitgestort zijn
wij zouden uitgestort zijn
jullie zouden uitgestort zijn
zij zouden uitgestort zijn

Gebiedende wijs
stort uit

Aanvoegende wijs
uitstorte

Voorbeelden

  1. Mijn hart uitstorten wanneer ik wil bij hem?
    Pour out my heart As I please with him?
  2. En ze waren hun hart aan het uitstorten.
    And they were pouring their hearts out.
  3. Zal hij bloedvergieten en slachting over onze hoofden uitstorten?
    Will he bring bloodshed and carnage upon all our heads?
  4. Als ik mijn hart moet uitstorten, zit ik liever gemakkelijk.
    If I have to open my heart to you, I 'd rather be comfortable.
  5. Ga uw hart niet uitstorten bij iemand, de dominee, of Barnaby.
    Don 't go pouring your heart out to anyone, like the vicar, or Barnaby.
  6. Kom bij me, opdat ik mijn geest in uw oor kan uitstorten.
    Hie thee hither, that I may pour my spirits in thine ear.
  7. Sterke oostenwinden smijten ze tegen het land... alwaar ze hun lading uitstorten.
    Strong easterly winds hurl them against the land where they shed their load.
  8. Omdat jouw fijne kliniek een storm van shit over HankMed aan het uitstorten is.
    Because your wonderful clinic Has triggered a paradigm shift for hankmed.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden