Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitstellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgesteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stel uit
jij stelt uit
hij stelt uit
wij stellen uit
jullie stellen uit
zij stellen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstel
dat jij uitstelt
dat hij uitstelt
dat wij uitstellen
dat jullie uitstellen
dat zij uitstellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgesteld
jij hebt uitgesteld
hij heeft uitgesteld
wij hebben uitgesteld
jullie hebben uitgesteld
zij hebben uitgesteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stelde uit
jij stelde uit
hij stelde uit
wij stelden uit
jullie stelden uit
zij stelden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstelde
dat jij uitstelde
dat hij uitstelde
dat wij uitstelden
dat jullie uitstelden
dat zij uitstelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgesteld
jij had uitgesteld
hij had uitgesteld
wij hadden uitgesteld
jullie hadden uitgesteld
zij hadden uitgesteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitstellen
jij zult uitstellen
hij zal uitstellen
wij zullen uitstellen
jullie zullen uitstellen
zij zullen uitstellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgesteld hebben
jij zult uitgesteld hebben
hij zal uitgesteld hebben
wij zullen uitgesteld hebben
jullie zullen uitgesteld hebben
zij zullen uitgesteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitstellen
jij zou uitstellen
hij zou uitstellen
wij zouden uitstellen
jullie zouden uitstellen
zij zouden uitstellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgesteld hebben
jij zou uitgesteld hebben
hij zou uitgesteld hebben
wij zouden uitgesteld hebben
jullie zouden uitgesteld hebben
zij zouden uitgesteld hebben

Gebiedende wijs
stel uit

Aanvoegende wijs
uitstelle

Voorbeelden

  1. Slechts een saai getrouwd stel uit New Jersey.
    Just a boring married couple from New Jersey.
  2. De tarieven gaan omhoog als een stel uit elkaar is.
    The rates are raised when a couple is split.
  3. Ik ben niet het type dat een gelukkig stel uit elkaar haalt.
    I 'm not looking to break up a happy couple.
  4. Altijd uitstellen.
    Always procrastinating...
  5. Vredesakkoord uitstellen?
    Should we postpone the peace signing?
  6. Waarom uitstellen?
    No time like the present.
  7. Maar niet uitstellen?
    But not postponed?
  8. Niet afgelasten, uitstellen.
    Not cancelling, postponing.
  9. Het onvermijdelijke uitstellen.
    Delaying the inevitable.
  10. Dat moeten we uitstellen.
    I think we 're gonna have to postpone.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden