Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitsteken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgestoken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik steek uit
jij steekt uit
hij steekt uit
wij steken uit
jullie steken uit
zij steken uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitsteek
dat jij uitsteekt
dat hij uitsteekt
dat wij uitsteken
dat jullie uitsteken
dat zij uitsteken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgestoken
jij hebt uitgestoken
hij heeft uitgestoken
wij hebben uitgestoken
jullie hebben uitgestoken
zij hebben uitgestoken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stak uit
jij stak uit
hij stak uit
wij staken uit
jullie staken uit
zij staken uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitstak
dat jij uitstak
dat hij uitstak
dat wij uitstaken
dat jullie uitstaken
dat zij uitstaken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgestoken
jij had uitgestoken
hij had uitgestoken
wij hadden uitgestoken
jullie hadden uitgestoken
zij hadden uitgestoken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitsteken
jij zult uitsteken
hij zal uitsteken
wij zullen uitsteken
jullie zullen uitsteken
zij zullen uitsteken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgestoken hebben
jij zult uitgestoken hebben
hij zal uitgestoken hebben
wij zullen uitgestoken hebben
jullie zullen uitgestoken hebben
zij zullen uitgestoken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitsteken
jij zou uitsteken
hij zou uitsteken
wij zouden uitsteken
jullie zouden uitsteken
zij zouden uitsteken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgestoken hebben
jij zou uitgestoken hebben
hij zou uitgestoken hebben
wij zouden uitgestoken hebben
jullie zouden uitgestoken hebben
zij zouden uitgestoken hebben

Gebiedende wijs
steek uit

Aanvoegende wijs
uitsteke

Voorbeelden

  1. Hun ogen uitsteken.
    I want their eyes burnt out!
  2. Iedereen handen uitsteken.
    Every put your hands out.
  3. Mijn voelsprieten uitsteken.
    Put some feelers out.
  4. Tepels uitsteken slecht.
    Nipples are sticking out badly.
  5. Uh, je shirt uitsteken.
    Uh, your shirt hanging.
  6. Kleine schouderbladen die uitsteken.
    Chicken - wing shoulder blades.
  7. Je botten gaan uitsteken.
    You 're gonna pop out a joint.
  8. Ik zag er draden uitsteken.
    I saw wires protruding.
  9. Ik zal wat voelhoorns uitsteken.
    I 'll put out some feelers.
  10. Je kon het zien uitsteken.
    You could see it poking out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden