Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitspuiten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgespoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spuit uit
jij spuit uit
hij spuit uit
wij spuiten uit
jullie spuiten uit
zij spuiten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitspuit
dat jij uitspuit
dat hij uitspuit
dat wij uitspuiten
dat jullie uitspuiten
dat zij uitspuiten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgespoten
jij hebt uitgespoten
hij heeft uitgespoten
wij hebben uitgespoten
jullie hebben uitgespoten
zij hebben uitgespoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spoot uit
jij spoot uit
hij spoot uit
wij spoten uit
jullie spoten uit
zij spoten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitspoot
dat jij uitspoot
dat hij uitspoot
dat wij uitspoten
dat jullie uitspoten
dat zij uitspoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgespoten
jij had uitgespoten
hij had uitgespoten
wij hadden uitgespoten
jullie hadden uitgespoten
zij hadden uitgespoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitspuiten
jij zult uitspuiten
hij zal uitspuiten
wij zullen uitspuiten
jullie zullen uitspuiten
zij zullen uitspuiten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgespoten hebben
jij zult uitgespoten hebben
hij zal uitgespoten hebben
wij zullen uitgespoten hebben
jullie zullen uitgespoten hebben
zij zullen uitgespoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitspuiten
jij zou uitspuiten
hij zou uitspuiten
wij zouden uitspuiten
jullie zouden uitspuiten
zij zouden uitspuiten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgespoten hebben
jij zou uitgespoten hebben
hij zou uitgespoten hebben
wij zouden uitgespoten hebben
jullie zouden uitgespoten hebben
zij zouden uitgespoten hebben

Gebiedende wijs
spuit uit

Aanvoegende wijs
uitspuite

Voorbeelden

  1. Ja, geen zakkenwasser die gif spuit uit zijn moeders telefoon.
    Yeah, not some pissant who narrowcasts libelous poison from his mother 's phone.
  2. Laat je oren uitspuiten.
    You should get your hearing checked.
  3. Laat je oren uitspuiten, gast.
    Need to clear your ears out, mate.
  4. Laat je oren eens uitspuiten.
    You need to get your ears cleaned.
  5. Sinds wanneer lepelt u gratis juridisch advies op, in plaats van oren uitspuiten?
    When did you start dishing out free legal advice, instead of syringing people 's ears?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden