Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitspoken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgespookt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spook uit
jij spookt uit
hij spookt uit
wij spoken uit
jullie spoken uit
zij spoken uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitspook
dat jij uitspookt
dat hij uitspookt
dat wij uitspoken
dat jullie uitspoken
dat zij uitspoken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgespookt
jij hebt uitgespookt
hij heeft uitgespookt
wij hebben uitgespookt
jullie hebben uitgespookt
zij hebben uitgespookt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spookte uit
jij spookte uit
hij spookte uit
wij spookten uit
jullie spookten uit
zij spookten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitspookte
dat jij uitspookte
dat hij uitspookte
dat wij uitspookten
dat jullie uitspookten
dat zij uitspookten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgespookt
jij had uitgespookt
hij had uitgespookt
wij hadden uitgespookt
jullie hadden uitgespookt
zij hadden uitgespookt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitspoken
jij zult uitspoken
hij zal uitspoken
wij zullen uitspoken
jullie zullen uitspoken
zij zullen uitspoken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgespookt hebben
jij zult uitgespookt hebben
hij zal uitgespookt hebben
wij zullen uitgespookt hebben
jullie zullen uitgespookt hebben
zij zullen uitgespookt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitspoken
jij zou uitspoken
hij zou uitspoken
wij zouden uitspoken
jullie zouden uitspoken
zij zouden uitspoken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgespookt hebben
jij zou uitgespookt hebben
hij zou uitgespookt hebben
wij zouden uitgespookt hebben
jullie zouden uitgespookt hebben
zij zouden uitgespookt hebben

Gebiedende wijs
spook uit

Aanvoegende wijs
uitspoke

Voorbeelden

  1. Een spook uit het verleden, hè?
    Blast from the past, huh?
  2. Wat zou ze uitspoken?
    I wonder what she 's up to?
  3. Wat ze sindsdien uitspoken.
    What they 've been up to since.
  4. Wat zouden ze toch uitspoken?
    What could they be up to?
  5. Wat ben jij aan het uitspoken?
    What the hell are you doin'?
  6. Wat ben je aan het uitspoken?
    What are you working out?
  7. Als je bewusteloos bent, kan hij iets uitspoken.
    If you were unconscious, he can invent anything.
  8. Ik weet wat je aan het uitspoken bent.
    I know what you 've been up to.
  9. Wat ben je hier in godsnaam eigenlijk aan het uitspoken?
    What the hell are you doing in here anyway?
  10. Wie weet wat de Benedrax met' r uitspoken, op dit moment.
    Who knows what those Binadraks are doing to her, right now.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden