Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitsluiten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgesloten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sluit uit
jij sluit uit
hij sluit uit
wij sluiten uit
jullie sluiten uit
zij sluiten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitsluit
dat jij uitsluit
dat hij uitsluit
dat wij uitsluiten
dat jullie uitsluiten
dat zij uitsluiten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgesloten
jij hebt uitgesloten
hij heeft uitgesloten
wij hebben uitgesloten
jullie hebben uitgesloten
zij hebben uitgesloten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloot uit
jij sloot uit
hij sloot uit
wij sloten uit
jullie sloten uit
zij sloten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitsloot
dat jij uitsloot
dat hij uitsloot
dat wij uitsloten
dat jullie uitsloten
dat zij uitsloten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgesloten
jij had uitgesloten
hij had uitgesloten
wij hadden uitgesloten
jullie hadden uitgesloten
zij hadden uitgesloten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitsluiten
jij zult uitsluiten
hij zal uitsluiten
wij zullen uitsluiten
jullie zullen uitsluiten
zij zullen uitsluiten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgesloten hebben
jij zult uitgesloten hebben
hij zal uitgesloten hebben
wij zullen uitgesloten hebben
jullie zullen uitgesloten hebben
zij zullen uitgesloten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitsluiten
jij zou uitsluiten
hij zou uitsluiten
wij zouden uitsluiten
jullie zouden uitsluiten
zij zouden uitsluiten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgesloten hebben
jij zou uitgesloten hebben
hij zou uitgesloten hebben
wij zouden uitgesloten hebben
jullie zouden uitgesloten hebben
zij zouden uitgesloten hebben

Gebiedende wijs
sluit uit

Aanvoegende wijs
uitsluite

Voorbeelden

  1. Ik sluit uit tot mogelijke vluchtwegen.
    I 'm narrowing down to any possible escape routes.
  2. Uitsluiten per profiel.
    Eliminate by profile.
  3. We moeten hersenschudding uitsluiten.
    We need to rule out concussion.
  4. Ga je me uitsluiten?
    Are you going to shut me down?
  5. We moeten ze uitsluiten.
    We need to eliminate them.
  6. Ze zullen me uitsluiten.
    They 'll blackball me.
  7. We moeten iedereen uitsluiten.
    We have to rule everybody out.
  8. Kunnen we toeverbollen uitsluiten?
    Can we rule out magical gum?
  9. Laten we niks uitsluiten...
    Let 's not rule anything out.
  10. We kunnen dat uitsluiten.
    We can rule that one out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden