Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitslapen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeslapen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik slaap uit
jij slaapt uit
hij slaapt uit
wij slapen uit
jullie slapen uit
zij slapen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitslaap
dat jij uitslaapt
dat hij uitslaapt
dat wij uitslapen
dat jullie uitslapen
dat zij uitslapen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeslapen
jij hebt uitgeslapen
hij heeft uitgeslapen
wij hebben uitgeslapen
jullie hebben uitgeslapen
zij hebben uitgeslapen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sliep uit
jij sliep uit
hij sliep uit
wij sliepen uit
jullie sliepen uit
zij sliepen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitsliep
dat jij uitsliep
dat hij uitsliep
dat wij uitsliepen
dat jullie uitsliepen
dat zij uitsliepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeslapen
jij had uitgeslapen
hij had uitgeslapen
wij hadden uitgeslapen
jullie hadden uitgeslapen
zij hadden uitgeslapen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitslapen
jij zult uitslapen
hij zal uitslapen
wij zullen uitslapen
jullie zullen uitslapen
zij zullen uitslapen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeslapen hebben
jij zult uitgeslapen hebben
hij zal uitgeslapen hebben
wij zullen uitgeslapen hebben
jullie zullen uitgeslapen hebben
zij zullen uitgeslapen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitslapen
jij zou uitslapen
hij zou uitslapen
wij zouden uitslapen
jullie zouden uitslapen
zij zouden uitslapen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeslapen hebben
jij zou uitgeslapen hebben
hij zou uitgeslapen hebben
wij zouden uitgeslapen hebben
jullie zouden uitgeslapen hebben
zij zouden uitgeslapen hebben

Gebiedende wijs
slaap uit

Aanvoegende wijs
uitslape

Voorbeelden

  1. Ik slaap uit, dat weet je.
    I sleep late, you know that.
  2. Maak me niet vroeg wakker, ik slaap uit.
    Don 't try to wake me up early. I 'm not going to get up
  3. Er gaat niets boven een overwinning om de slaap uit je ogen te krijgen.
    whoo-hoo! nothing like a little victory to relieve the night-duty blues.
  4. Laat haar uitslapen.
    Let the girl sleep in.
  5. Je mag uitslapen.
    You may take a late morning.
  6. Laat me toch uitslapen.
    Let me sleep late.
  7. Ik kan vandaag uitslapen.
    This is my day to sleep late.
  8. Will houdt van uitslapen.
    Will likes to sleep in.
  9. Bruin worden, gemasseerd worden, uitslapen.
    Get tanned, get massaged, sleep in.
  10. Dat meisje gaat willen uitslapen.
    That girl 's gonna want to sleep in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden