Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitschieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schiet uit
jij schiet uit
hij schiet uit
wij schieten uit
jullie schieten uit
zij schieten uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitschiet
dat jij uitschiet
dat hij uitschiet
dat wij uitschieten
dat jullie uitschieten
dat zij uitschieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeschoten
jij hebt uitgeschoten
hij heeft uitgeschoten
wij hebben uitgeschoten
jullie hebben uitgeschoten
zij hebben uitgeschoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoot uit
jij schoot uit
hij schoot uit
wij schoten uit
jullie schoten uit
zij schoten uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitschoot
dat jij uitschoot
dat hij uitschoot
dat wij uitschoten
dat jullie uitschoten
dat zij uitschoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeschoten
jij had uitgeschoten
hij had uitgeschoten
wij hadden uitgeschoten
jullie hadden uitgeschoten
zij hadden uitgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitschieten
jij zult uitschieten
hij zal uitschieten
wij zullen uitschieten
jullie zullen uitschieten
zij zullen uitschieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeschoten hebben
jij zult uitgeschoten hebben
hij zal uitgeschoten hebben
wij zullen uitgeschoten hebben
jullie zullen uitgeschoten hebben
zij zullen uitgeschoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitschieten
jij zou uitschieten
hij zou uitschieten
wij zouden uitschieten
jullie zouden uitschieten
zij zouden uitschieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeschoten hebben
jij zou uitgeschoten hebben
hij zou uitgeschoten hebben
wij zouden uitgeschoten hebben
jullie zouden uitgeschoten hebben
zij zouden uitgeschoten hebben

Gebiedende wijs
schiet uit

Aanvoegende wijs
uitschiete

Voorbeelden

  1. Een grote vlam schiet uit de zijkant en verlicht alles.
    A great llama comes out of side that it illuminates everything.
  2. De Zuid Koreaanse speler schiet uit de rechterhoek en nog een keer
    The South Korean player shoots from the right corner and once again...
  3. Ja! Er is de man die de bliksemschichten schiet uit zijn handen!
    There 's the guy that shoots the lightning bolts out of his hands!
  4. Als ik nu plant, denk je dat ze uitschieten?
    If I plant now, you reckon loose heads?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden