Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitschakelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeschakeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schakel uit
jij schakelt uit
hij schakelt uit
wij schakelen uit
jullie schakelen uit
zij schakelen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitschakel
dat jij uitschakelt
dat hij uitschakelt
dat wij uitschakelen
dat jullie uitschakelen
dat zij uitschakelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeschakeld
jij hebt uitgeschakeld
hij heeft uitgeschakeld
wij hebben uitgeschakeld
jullie hebben uitgeschakeld
zij hebben uitgeschakeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schakelde uit
jij schakelde uit
hij schakelde uit
wij schakelden uit
jullie schakelden uit
zij schakelden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitschakelde
dat jij uitschakelde
dat hij uitschakelde
dat wij uitschakelden
dat jullie uitschakelden
dat zij uitschakelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeschakeld
jij had uitgeschakeld
hij had uitgeschakeld
wij hadden uitgeschakeld
jullie hadden uitgeschakeld
zij hadden uitgeschakeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitschakelen
jij zult uitschakelen
hij zal uitschakelen
wij zullen uitschakelen
jullie zullen uitschakelen
zij zullen uitschakelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeschakeld hebben
jij zult uitgeschakeld hebben
hij zal uitgeschakeld hebben
wij zullen uitgeschakeld hebben
jullie zullen uitgeschakeld hebben
zij zullen uitgeschakeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitschakelen
jij zou uitschakelen
hij zou uitschakelen
wij zouden uitschakelen
jullie zouden uitschakelen
zij zouden uitschakelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeschakeld hebben
jij zou uitgeschakeld hebben
hij zou uitgeschakeld hebben
wij zouden uitgeschakeld hebben
jullie zouden uitgeschakeld hebben
zij zouden uitgeschakeld hebben

Gebiedende wijs
schakel uit

Aanvoegende wijs
uitschakele

Voorbeelden

  1. Uitschakelen? Waar?
    Take Him Out Where?
  2. Nikki, uitschakelen.
    Nikki, shut it down.
  3. Hem uitschakelen.
    I 'm going to take him out.
  4. Willen je uitschakelen.
    They 'll try to take you out.
  5. De concurrentie uitschakelen.
    Eliminate the competition.
  6. Het systeem uitschakelen.
    Disable the system.
  7. B-systeem uitschakelen.
    Kill the B system.
  8. Je moet hem uitschakelen.
    You need to shut this guy down.
  9. Burgers terroriseren, vrijheidsstrijders uitschakelen.
    Terrorizing citizens, putting down freedom fighters.
  10. We kunnen het uitschakelen.
    We can go take it out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden