Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitroepen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeroepen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik roep uit
jij roept uit
hij roept uit
wij roepen uit
jullie roepen uit
zij roepen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitroep
dat jij uitroept
dat hij uitroept
dat wij uitroepen
dat jullie uitroepen
dat zij uitroepen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeroepen
jij hebt uitgeroepen
hij heeft uitgeroepen
wij hebben uitgeroepen
jullie hebben uitgeroepen
zij hebben uitgeroepen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik riep uit
jij riep uit
hij riep uit
wij riepen uit
jullie riepen uit
zij riepen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitriep
dat jij uitriep
dat hij uitriep
dat wij uitriepen
dat jullie uitriepen
dat zij uitriepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeroepen
jij had uitgeroepen
hij had uitgeroepen
wij hadden uitgeroepen
jullie hadden uitgeroepen
zij hadden uitgeroepen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitroepen
jij zult uitroepen
hij zal uitroepen
wij zullen uitroepen
jullie zullen uitroepen
zij zullen uitroepen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeroepen hebben
jij zult uitgeroepen hebben
hij zal uitgeroepen hebben
wij zullen uitgeroepen hebben
jullie zullen uitgeroepen hebben
zij zullen uitgeroepen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitroepen
jij zou uitroepen
hij zou uitroepen
wij zouden uitroepen
jullie zouden uitroepen
zij zouden uitroepen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeroepen hebben
jij zou uitgeroepen hebben
hij zou uitgeroepen hebben
wij zouden uitgeroepen hebben
jullie zouden uitgeroepen hebben
zij zouden uitgeroepen hebben

Gebiedende wijs
roep uit

Aanvoegende wijs
uitroepe

Voorbeelden

  1. En ik neem aan dat je wilt dat ik Beth terug roep uit haar seminar.
    And I 'll assume you want me to call Beth back from her seminar.
  2. Een kruistocht uitroepen?
    Call for a Crusade?
  3. Haar uitroepen zijn kalm, zacht.
    Her calls are calm, gentle.
  4. Donovan wou een staking uitroepen.
    Donovan was about to lead a walkout.
  5. Nee, ik wil het uitroepen.
    No, I wanna be loud.
  6. We moeten onszelf tot goden uitroepen.
    We have to declare ourselves gods.
  7. en laat ons opnieuw de republiek uitroepen!
    And let us return once again to the sanity of a republic!
  8. Dat wilde ik niet over mezelf uitroepen.
    I didn 't want to have to do that to myself.
  9. Je had gemakkelijk de oorlog kunnen uitroepen.
    You could easily have rushed into war.
  10. Waarom ons niet gelijk tot winnaar uitroepen?
    Why not just declare us the winner now?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden