Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitproberen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeprobeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik probeer uit
jij probeert uit
hij probeert uit
wij proberen uit
jullie proberen uit
zij proberen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitprobeer
dat jij uitprobeert
dat hij uitprobeert
dat wij uitproberen
dat jullie uitproberen
dat zij uitproberen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeprobeerd
jij hebt uitgeprobeerd
hij heeft uitgeprobeerd
wij hebben uitgeprobeerd
jullie hebben uitgeprobeerd
zij hebben uitgeprobeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik probeerde uit
jij probeerde uit
hij probeerde uit
wij probeerden uit
jullie probeerden uit
zij probeerden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitprobeerde
dat jij uitprobeerde
dat hij uitprobeerde
dat wij uitprobeerden
dat jullie uitprobeerden
dat zij uitprobeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeprobeerd
jij had uitgeprobeerd
hij had uitgeprobeerd
wij hadden uitgeprobeerd
jullie hadden uitgeprobeerd
zij hadden uitgeprobeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitproberen
jij zult uitproberen
hij zal uitproberen
wij zullen uitproberen
jullie zullen uitproberen
zij zullen uitproberen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeprobeerd hebben
jij zult uitgeprobeerd hebben
hij zal uitgeprobeerd hebben
wij zullen uitgeprobeerd hebben
jullie zullen uitgeprobeerd hebben
zij zullen uitgeprobeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitproberen
jij zou uitproberen
hij zou uitproberen
wij zouden uitproberen
jullie zouden uitproberen
zij zouden uitproberen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeprobeerd hebben
jij zou uitgeprobeerd hebben
hij zou uitgeprobeerd hebben
wij zouden uitgeprobeerd hebben
jullie zouden uitgeprobeerd hebben
zij zouden uitgeprobeerd hebben

Gebiedende wijs
probeer uit

Aanvoegende wijs
uitprobere

Voorbeelden

  1. Ik probeer uit te zoeken...
    I 'm trying to figure this...
  2. Ik probeer uit te leggen...
    I 'm trying to explain...
  3. Nee, ik probeer uit te vinden...
    No, I 'm trying to find out...
  4. Ik probeer uit te vinden wie.
    I 'm trying to find who.
  5. Ik probeer uit te zoeken waarom.
    I 'm trying to figure out why.
  6. Probeer uit de problemen te blijven.
    You try and stay out of trouble now.
  7. Probeer uit te vinden... het exacte moment...
    Just trying to figure out... the exact moment...
  8. Probeer uit de vissen wat ze weet.
    Suss out what she may have told' em.
  9. Ik probeer uit het boek te geraken.
    I 'm trying to get back on the nice list.
  10. Probeer uit te vinden wat er gebeurt.
    Try and see what 's happening.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden